Sjezen is lekker hard rijden, denkt u dan. Maar nee, dat bedoelen we niet. Als u in het Nationaal Rijtuig Museum meegaat met een rondleiding naar het depot, dan ziet u aan uw linkerkant een aantal tweewielige rijtuigen staan. Dat zijn sjezen. Met grote wielen, zodat ze hard kunnen rijden.  Maar waarom heet zo’n rijtuig dan een sjees? Het is een leenwoord uit het Frans. Chaise is een stoel, een stoel op wielen in dit geval, waar je lekker op kunt zitten.

In de achttiende eeuw hadden de wat rijkere boeren een paard. Daarom bestonden er paardenmarkten. De boerenzonen gingen wedstrijden rijden om de paarden te testen. Daar gebruikten ze de sjees voor. De plaatselijke winkeliers boden de winnaars mooie prijzen aan.

De rijtuigen in het Nationaal Rijtuig Museum zijn nogal verschillend: er zijn heel sobere uitvoeringen, maar ook rijk versierde. Let u ook eens op de sjezen met veldspoor, waar de paarden niet in het midden voor lopen. Dat is handig, omdat paarden graag “in het spoor” lopen, het spoor van de wielen en dus niet op het heuveltje in het midden. Bovendien was het voor de mannen, die de paarden menden, ook plezierig aan de linkerkant te zitten. Zo konden zij langs het paard in de verte kijken, om te zien of er geen obstakels op de weg waren.

U zult ook zien dat alle stoeltjes aan de rechterkant dicht zijn. Dat is de plaats voor de vrouwen die meerijden. De dichte sjeesbakken zorgen er voor dat de lange rokken van de vrouwen niet tussen de wielen komen. In vroeger tijd  waren er immers nog geen betonnen of geasfalteerde wegen. Men reed over zandwegen die in natte tijden nogal wat viezigheid veroorzaakten. Zo bleven  de rokken netjes en schoon, tijdens het rijden.  

© 2020 –  Joyce Haarman & Paulien Andriessen

Afbeelding: “Le droit du Pont….” (Otto Eerelman)