Mijn eerste ervaring met het Nationaal Rijtuigmuseum dateert van 1963, toen ik als jongetje van tien met ouders en zusje een bezoekje bracht aan Nienoord. Vanwege het vijfjarig bestaan van het museum had het H.M. Koningin Juliana behaagd om de Gouden Koets een tijdje in bruikleen af te staan en dat trok drommen volk.

Het was echter niet de Gouden Koets die zo zeer indruk op mij maakte – ik vond hem wel sprookjesachtig mooi hoor – maar dat was een gebeurtenis op de terugweg van Leek naar onze woonplaats Zuidbroek. Er was nog geen snelweg A7, wat betekende dat het verkeer zich van Leek via de dorpjes Midwolde, Lettelbert en Oostwold een weg richting Groningen zocht.
We waren de kerk van Midwolde net gepasseerd en na de scherpe bocht naar links zagen we aan de rechterkant in een weiland een tafereeltje dat me nu, bijna 60 jaar later, nog op het netvlies gebrand staat. Daar zat pontificaal midden in het weiland een melkkoe op zijn achterste. Achterpoten gespreid, uier pontificaal zichtbaar…. Ik heb op internet uitgebreid naar een foto gezocht, maar vond alleen getekende stripversies. We hadden thuis melkkoeien, maar dit hadden we geen van allen eerder gezien.

Toen ik in 1980 als ambtenaar culturele zaken bij de gemeente Leek ging werken, kwam ik wederom in aanraking met het Rijtuigmuseum. De statuten schreven voor, dat de burgemeester vanuit zijn/haar functie secretaris van het bestuur moest zijn. Maar aangezien hij/zij het veel te druk met besturen had, was het een ambtenaar die de verslagen moest maken en de correspondentie diende te verzorgen. Dat was ik dus. Ik herinner me de bestuursvergaderingen in het torentje van de borg, waar ik na een veelal gezellige bijeenkomst (met de kraantjespot op tafel en knisperende kandijklontjes in de koffiekommetjes) geheel doorrookt en met waterige rode ogen de vergaderingen verliet. Als enige niet-roker deed de sigarenrook me meer dan me lief was.

In later tijden werd besloten de band tussen museum en gemeente in bestuurlijke zin door te knippen, maar voor het cultureel aanbod aan de basisscholen, met het onderdeel cultureel erfgoed, bleef er toch een nauwe samenwerking bestaan. Bij de rondgang van graaf en gravin Van Ewsum, per koets langs de basisscholen, reed ik vaak per auto voorop om route, tijdschema en voedselvoorziening in de gaten te houden. Op het gebied van beleid, subsidies en zaken betreffende landgoed Nienoord had ik meer dan eens een rol als beleidsmedewerker cultuur. Ook het feit dat de directeur uit hoofde van diens functie in de Culturele Raad Leek zat (waarvan ik coördinator was), hielp mee aan het innig met het museum verbonden zijn.

Rond 2008 begon de (financiële) crisis en moest ook worden bezuinigd op gemeentelijke cultuurtaken. Dit leidde er toe dat ik bij de gemeente Leek een functie kreeg als medewerker communicatie en bestuurszaken. Er werd een “task force” opgezet om het museum van de ondergang proberen te redden, en vanuit de gemeente mocht ik het museum ondersteunen op het gebied van communicatie, pr, donateurszaken, coördinatie van de vrijwilligers, etc. Zo kwam ik onverwacht weer bij het museum binnen.

In 2013 behaagde het H.M. Koningin Beatrix haar troon over te dragen aan haar zoon. En het behaagde Z.M. Koning Willem-Alexander om samen met zijn eega de kennismakingsronde door de Nederlandse provincies in Groningen te beginnen, en wel in Leek. In het diepste geheim – doordat burgemeester Berend Hoekstra op vakantie was, wist ik eerder van de koninklijke plannen dan hij – werden in zeer korte tijd voorbereidingen getroffen om er een onvergetelijke gebeurtenis van te maken. Samen met collega Dick Bronsema (openbare orde en veiligheid) en vele vele vele anderen werd de zonnige ontvangst op 28 mei 2013 een grandioze dag.

Prinsjesdag 2013 naderde en de Provincie Groningen mocht zoals gebruikelijk twee inwoners selecteren, die deze dag van zeer nabij zouden mogen meemaken. Dat waren Dick Bronsema en ik. De koning zou zijn eerste Prinsjesdag meemaken en wij waren er bij. Op het binnenplein van Paleis Noordeinde, als je er voor staat: binnen de hekken, onder de galerij rechts. En we zaten ook nog op de eerste rij! We zagen dus van nabij de Gouden Koets voorrijden, het koninklijk paar instappen en vlak voor onze neus wegrijden naar de Ridderzaal. Vervolgens togen wij naar binnen om de troonrede op een scherm te volgen, ondertussen genietend van een eenvoudig belegd kadetje ham of kaas, een krentenbol (wel op een Wedgewood bordje trouwens) en een bekertje karnemelk.

Daarna gingen we weer naar buiten om de terugkeer van het vorstenpaar te aanschouwen. De Gouden Koets reed ons bijna letterlijk over de schoenen en Majesteit keek ons recht in de ogen. Dat moet voor hem een onvergetelijke gebeurtenis geweest zijn, net als voor ons.
Het was de enige keer, dat hij de Gouden Koets kon gebruiken, omdat deze daarna in een langjarige restauratie terecht kwam. Of de koets, waarop wat afbeeldingen staan die in het huidige tijdsgewricht nogal wat protest en emotie oproepen, ooit nog weer de straat op zal gaan, is de vraag. Velen roepen, dat ie maar in een museum gezet moet worden.
Nou, daar heeft het Nationaal Rijtuigmuseum in Leek nog wel een plekje voor. Laat de bezoekers maar komen. Dan werk ik er, nu als vrijwilliger bij Museum Nienoord, graag aan mee om iedereen een onvergetelijk bezoek te bezorgen.
En Bertha 38 wil misschien best nog eens op haar achterwerk gaan zitten in Midwolde…

© 2020 –  Jur Engels – vrijwilliger bij Museum Nienoord