Voor mijn huis passeert gemiddeld om de vijf minuten een bus, momenteel merendeels verlaten en leeg. In de bus zit een buschauffeur en die rijdt naar het busstation, waar alle buslijnen samenkomen. Bus? Raar woord eigenlijk, als je erover gaat nadenken.

Het woord bus (als middel van OV dan, want een beschuitbus is weer iets heel anders) is eigenlijk de uitgang van het Latijnse woord Omnibus. Omni betekent “allen”, en als geheel betekent omnibus dan zoveel als  “voor allen”. Hiermee hebben we natuurlijk al een associatie met ons idee van Openbaar Vervoer.
In de 19e eeuw was het woord omnibus nog algemeen in gebruik. Er bestonden verschillende typen omnibus, groot en klein, maar daarover een andere keer. De Omnibus  waarover het hier gaat was een type rijtuig voor publiek vervoer dat de verbinding onderhield tussen bepaalde plaatsen in een stedelijk gebied, of bijvoorbeeld de verbinding tussen het centrum van een grote stad met zijn spoorwegstation (die vanaf ca. 1830 overal aan de rand van steden werden gebouwd).  Ook in Nederland was de paardenomnibus een veelgebruikt vervoermiddel tot het langzaam maar zeker vanaf 1864 (eerste tramlijn in Scheveningen)  werd verdrongen door de paardentram.  In het Nationaal Rijtuigmuseum staat één van de drie in ons land overgebleven paardenomnibussen, de stadsomnibus van de Amsterdamsche Omnibus maatschappij.

Omnibus Maatschappij (in het Nationaal Rijtuigmuseum)

Maar even terug naar de oorsprong van het woord “omnibus”. Daartoe moeten we naar de Franse stad Nantes. In Richebourg, een buitenwijk van Nantes, was een zekere Stanislas Baudry (1777-1830) in de jaren 20 van de 19e eeuw een graanmaalderij begonnen die niet op wind-of waterkracht werkte, maar al een heuse stoommachine gebruikte. De “pompe a feu de Richebourg”, zoals de stoommachine werd genoemd, produceerde naast meel ook erg veel heet water. In een zakelijke poging om ook dit bijproduct rendabel te maken liet Baudry een openbaar badhuis bouwen en om clientèle vanuit het centrum van Nantes naar zijn baden te lokken, richtte hij een vaste lijndienst op tussen la Place du Port-aux-Vins  en Richebourg. Gratuit ofwel gratis en voor niets.

Al snel werd duidelijk dat de bewoners maar al te graag van dit gratis vervoer gebruik maakten, zonder de baden te bezoeken. Baudry besloot zijn maalderij en het badhuis te verkopen en begon in 1826 een netwerk van openbaar vervoer in Nantes op te zetten. Hij begon met 2 lijnen en 2 rijtuigen en zijn Société droeg de naam “Dame Blanche”, hetgeen ook met grote letters op de witte rijtuigen stond geschreven.  Vanaf het begin was de onderneming winstgevend en de firma opende al snel ook in Parijs, Bordeaux en Lyon vestigingen.

Maar die eerste gratis lijndienst naar de baden, de “bains de Richebourg”,  had al snel de bijnaam “omnibus” gekregen. Waarom? Het eindpunt van deze lijn was gelegen voor het pand van de firma Omnès, een chapellier ofwel hoedenmaker. Het enorme uithangbord van de firma droeg de ietwat vreemde en niet voor iedereen begrijpelijke Latijnse tekst:  Omnès omnibus. “Omnès is ook Latijns en betekent “alles”. Vrij vertaald was de boodschap dus: “wij hebben alles voor een ieder”.

Mensen die van de lijn gebruik maakten zeiden al spoedig, dat ze  “naar omnibus” gingen… Dit bracht de zakelijk ingestelde Baudry op een idee, en toen hij in 1828 ook in Parijs een Openbaar Vervoersonderneming  begon, noemde hij deze:  “Entreprise Générale de l`Omnibus”. Voilá !

Intussen zijn we bijna 200 jaar later en het woord omnibus wordt niet meer gebruikt als aanduiding voor een vervoermiddel. Toen er in het begin van de 20e eeuw gemotoriseerd Openbaar Vervoer opkwam, werd omnibus tot autobus en dit is inmiddels in het algemeen spraakgebruik verkort tot “bus”.

© 2020 – Jan Zijlstra – conservator Museum Nienoord; Borg en Nationaal Rijtuigmuseum

Entreprise General des Omnibus